Botlek IV: Kleine overwinningen

Hoewel ik het zelf als een gewoon vervelend zomergriepje beschouwde merkte ik, dat koorts krijgen tijdens chemotherapie genoeg reden is om op vele plekken vele en veelsoortige alarmen te doen afgaan. Er kan natuurlijk ook van alles aan de hand zijn, maar zelf ga ik daar voor het gemak niet van uit.

Of wel misschien. Met het wegvallen van je weerstand word je op alle mogelijke manieren kwetsbaar, het meest aan je uiteindes; handen en voeten. En aan mijn voet had zich een zwemmerseczeem gemanifesteerd waardoor de huid open lag en die hele voet ging kloppen en bonken; ik denk nog steeds dat dát was wat de koorts genereerde maar we zullen het nooit weten.

Je wordt dan om half vijf ’s nachts op een SEH ontvangen door een crew die hoopt een kalme nachtdienst te hebben, die het net licht ziet worden en die naar hun bed verlangt. Staat daar een rillende kankerlijer met een aantekening voor een voorkeursbehandeling. Dus dan moeten ze aan de slag: vochten aftappen, longfoto’s maken, de hele reut. Vooral de mopperende röntgenmeneer (“ik lag verdorie heerlijk te pitten!” – ik had rillenderwijs geen weerwoord) maakte duidelijk dat ik een kalm einde van een dienst wreed verstoorde.

Op zoek naar de bron

Als het niet de voet was, maar gewoon een virus, dan weet ik het wel: vorige week maandag stond ik in een bom- en bomvolle wachtkamer mijn voorkeursbehandeling bloedprikken af te wachten. Je hebt daar in het UMC twee soorten nummertjes in een immense wachtkamer en wij stakkers van ‘Oncologie/ Hematologie’ gaan sneller (wij krijgen een volgnummer dat met ‘B’ begint) – dit tot grote onvrede en ophef van een gezin nieuwe Nederlanders die de tent kort & klein schreeuwden omdat ze het nummertjessysteem klaarblijkelijk niet doorgrondden en het ze allemaal te lang duurde.

Terwijl ik daar in die ophef stond (want geen zitplaatsen, zo vol was het) dacht ik: ik moet hier niet zijn. Ik sta hier in een fucking petrischaaltje te fermenteren in de hitte en de bacteriën en ander ongerief van zieke reutelende mensen en ik heb nu 0,0 weerstand. Naast mij zaten andere pechvogels met een B-nummer met een soort Darth-Vadermondkapjes (maar dan wit) lijdzaam de prik af te wachten. Ik vroeg me af of ik ook zo’n ding wilde maar het ziet er gewoon niet uit en je hebt ook je decorum nog.

Of het moet zijn dat ik vorige week op ‘de zaak’ was om te bespreken Hoe Nu Verder nu er revolutionaire dingen gebeuren. Dat past natuurlijk volstrekt totaal niet in het mij door de ARBO opgelegde stramien ‘rustig aan je herstel werken in veilige omstandigheden’ als je niet precies weet waarin je terugkomt als je hersteld bent en strategisch gaat meedenken. Je gaat toch malen. En mensen zien. En deuren aanraken. En zo.

Dus teen, wachtkamer of werk: ik was ziek. Gelukkig maar een dag of twee en in het weekend spraken de behandelend arts en ik af om dan Dinsdag Botlek IV af te tanken; en dat hebben we gedaan. De Vaste Lieve Vriend was weer mee en we namen het routineus tot ons.

Dingen voor mekaar krijgen

Wat ik echt rete-irritant vind is, hoe onvoorspelbaar ik ben, zowel voor mezelf als voor mijn omgeving. Hoe vaak heb ik niet al toegezegd om toch even dat werk op te pakken (en wat is het probleem eigenlijk) en dan gaat er toch weer iets niet. Er is geen mentale organisatie. Maar ook andere dingen: in huis gaan dingen stuk en waar ik dat normaal even fiks, weet ik nu niet of en wanneer ik dat opgelost krijg. In de Prednison-race van nu zit ik soms doelloos te stuiteren tot 3 uur ‘nachts maar ben te ongeorganiseerd om structureel iets te bedenken. Post-prednison flikker ik mentaal en fysiek in mekaar weet ik nu. En in de opbouw-week ben ik te blij met de Hervonden Zelf om dienstbaar te zijn – dan is elke zonnestraal al winst. Dus dat gaat allemaal toch moeilijker dan ik zelf verwacht – en dat elke keer weer.

Maar één ding is gelukt. We hebben een half jaar geleden een afgedankte huisartsenpost-ambulance gekocht als auto: zwavel-fluo-geel. Dat ding heeft in zijn levensherfst inmiddels meer ziekenhuizen gezien dan in zijn hele actieve bestaan. Hij zou goed onderhouden moeten zijn maar er gaat alsmaar van alles stuk. Zoöok de radio. Het heeft me vele bezoekjes aan verschillende garages gekost, vele belletjes en vele bestellingen. Het is makkelijker om je eigen chemotherapie samen te stellen dan een standaardradio te vervangen in een auto. Verloopstekkertjes, verschillende soorten maten, nippeltjes van contragewichten en krijg dat &*#@*& ding er maar eens uit (er was veel verbouwd in de ambulance met communicatieapparatuur en dergelijke en niet alles was weer netjes teruggezet – het halve dashboard moest eraf).

Maar vanochtend was Het Wonder daar: een nieuw gevonden garage kreeg het binnen een half uurtje voor de bakker. En, toen ik vanochtend weer eens een aanval van prednisoneuse razernij kreeg (want die krijg ik) besloot ik om te profiteren van deze Kleine Pure Winst: ik heb 3 rondjes Bodegraven gereden met Bob Dyan (Like a Rolling Stone, unplugged) kei- en keihard aan. En dan bedoel ik ook echt: hard. Meebrullen, minstens net zo vals als Bob zelf. Heerlijk.

Ik moest ook wel, want ik heb inmiddels alle cavia’s in de wijde omgeving gewurgd en alle weerloze bejaarden in mekaar geslagen, vrouw & kinderen mijn gramschap laten voelen want je moet wat met je chemische frustratie. Maar tussendoor ben ik ook best lief, mag ik graag geloven. Daar houd ik me dan maar aan vast.

1 antwoord

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.